e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deksel deksel: dèksel (Blerick) deksel [SGV (1914)] III-2-1
deksel van de karnton deksel: dęksǝl (Blerick) Deksel met een opening voor de karnstaf. [A 7, 21; JG 1a, 1b; Ge 22, 38; N 12, add.] I-11
deksel van een doodskist deksel: deksel (Blerick) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
dempig dempig: dɛmpex (Blerick) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den grove den: groave den (Blerick) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: dinke (Blerick), dinken (Blerick) denken [SGV (1914)] || denken: Je moet er nog maar eens over - [DC 35 (1963)] III-1-4
dennenappel dennenknop: denneknoep (Blerick, ... ) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden pitser: pitser(s) (Blerick) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
dennentakje met een harsknopje oliestekje: aoliestekske (Blerick) Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] III-4-3
dennenwortel pinpoest: pinpoes (Blerick), poest: m.v. puus  poes (Blerick) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] || penvormige wortel van een denneboom [N 27 (1965)] III-4-3