22504 |
grote knikker |
stuiter:
stuiter (L269p Blerick),
(dikkere knikker).
stuiter (L269p Blerick),
Grote knikkers.
stuiters (L269p Blerick)
|
Een grote knikker. [N R (1968)] || knikker [SGV (1914)] || Verschillende soorten knikkers. [BN 03]
III-3-2
|
24165 |
grote lijster |
grote lijster:
groëte liester (L269p Blerick),
grôête liester (L269p Blerick)
|
grote lijster || grote lijster (27 forse vogel; vlekken vallen meer op dan bij zanglijster [019]; krachtige vlucht; ook op trek; broedt tegenwoordig ook bij woningen; luide zang en nest lijken op merel [018]; roep is hard geratel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
De groëte poets is veurbééj (L269p Blerick),
groeəte poets (L269p Blerick),
groëte poets (L269p Blerick),
we zien aan de groeëte poets (L269p Blerick),
weej zien aan de groëte poets (L269p Blerick),
(eens per jaar) de groête poets in najaar
groête poets (L269p Blerick),
(eens per jaar) in voorjaar
groête poets (L269p Blerick),
poets:
we höbbe de poets drop zitte (L269p Blerick),
wij zien aan de poets (L269p Blerick),
schoonmaak:
de schoe-enmaak is achter de rök (L269p Blerick),
de schoe͂nmaak is achter de ruk (L269p Blerick),
schoe-enmaak (L269p Blerick),
schoe͂nmaak (L269p Blerick),
we zien aan de schoe͂maak (L269p Blerick),
ij= i j
Wij zien aan de schoe-enmaak (L269p Blerick)
|
de schonmaak is aachter de rug [DC 15 (1947)] || de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
dikə troͅm (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22676 |
grote trom met bekkens |
dekseltrom:
deͅksəltroͅm (L269p Blerick),
dikke trom met deksels:
dikə troͅm meͅt deͅksəls (L269p Blerick)
|
Een grote trom met bekkens [djingel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
31377 |
grove vijl |
grove vijl:
grǭvǝ vīl (L269p Blerick)
|
Vijl met een grof bekapt blad. Doorgaans heeft het blad van een deze vijl minder dan 26 tanden per inch (vgl. Handboek Gereedschap, pag. 238). De grove vijl wordt gebruikt bij het bewerken van zachte metalen waarvan men in korte tijd een grote hoeveelheid materiaal wil verwijderen (V.d. Kloes en Risch, pag. 251). Verschillende informanten gaven als antwoord op de vraag naar de ...grove vijl" een variant van het woordtype bastaardvijl. De fonetisch gedocumenteerde gegevens hiervan zijn opgenomen in het lemma "bastaardvijl". Volgens de invuller uit K 353 werd de grove vijl voor bruut werk (brøt wɛrǝk) gebruikt.' [N 33, 86; N 64, 53d]
II-11
|
18872 |
gruwelijk |
gruwelijk:
gruwelijk (L269p Blerick)
|
gruwelijk [SGV (1914)]
III-1-4
|
32626 |
guano |
guano:
guano (L269p Blerick)
|
Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a]
I-1
|
24780 |
guichelheil |
muur:
idiosyncr. waarschijnlijk
mier (L269p Blerick)
|
Guigelheil (anagallis arvensis 5 tot 40 cm lage plant. De stengels zijn liggend; de bladeren zijn eivormig en ongesteeld, ze groeien tegenoverstaand; de bloemen groeien in de bladoksels, de bloemen zijn langesteeld met klierachtig behaarde kroonslippen, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19082 |
guit |
grappenmaker:
groppemèèker (L269p Blerick),
guit:
guut (L269p Blerick)
|
guit [DC 11], [SGV (1914)]
III-1-4
|