34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bizǝ (L269p Blerick)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
22347 |
met sneeuwballen gooien |
sneeuwballen gooien:
sniebel goeie (L269p Blerick)
|
Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17969 |
met snelheid over iets heen vliegen |
flitsen:
flitse (L269p Blerick)
|
vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19062 |
met tegenzin |
tegen wil en dank:
têg en wêl en dank (L269p Blerick)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
buien:
buije (L269p Blerick),
buuje (L269p Blerick),
miezelen:
miezele (L269p Blerick),
regenbuien:
reagen buuje (L269p Blerick)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] || regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25531 |
met zwakke werking |
slappe:
slapǝ (L269p Blerick)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van bloem die nat is of geen weerstand heeft. Deze bloem is in het algemeen van inlandse komaf en daardoor zou men zeggen van slechtere kwaliteit [N 29, 16]
II-1
|
25403 |
metalen broeibak |
broeibak:
brø̄jbak (L269p Blerick)
|
De metalen bak waarin heet water wordt gegoten. In dit water wordt het varken geheel ondergedompeld om de haren los te weken. [N 28, 21; Veldeke 37, 36]
II-1
|
34369 |
metalen scheplepel |
voerschotel:
vōrsxotǝl (L269p Blerick)
|
Lepel van metaal om varkensvoer mee op te scheppen. [N 18, 132; monogr.]
I-12
|
32892 |
metalen tongetjes |
baard:
baard (L269p Blerick),
bramen:
brām (L269p Blerick)
|
De onregelmatigheden aan de snijkant van de zeis, uitstulpingen in de vorm van metalen tongetjes of lipjes, die kunnen ontstaan bij ondeskundig haren. Het lemma bevat meervouden en enkelvouden. [N 18, 90; monogr.]
I-3
|
18379 |
metalen uiteinde van een schoenveter |
malie:
cfr. WNT: malie (I), bet. 2.b): ringetje, oogje aan een schoen, waardoor de veter wordt gehaald; elders: het kleine metalen buisje waarin het uiteinde van een veter is vastgemaakt.
malie (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
metalen uiteinde van een schoenveter [malie] [N 24 (1964)]
III-1-3
|