24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
plakken:
plekke (L269p Blerick)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
bliêve (L269p Blerick),
wachten:
wachte (L269p Blerick)
|
blijven [DC 37 (1964)] || ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33780 |
blijvend gebit |
blijvend gebeet:
blivǝnt gebēt (L269p Blerick),
paardstand:
pē̜rstant (L269p Blerick)
|
Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b]
I-9
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
enne bliksum (L269p Blerick),
bliksemstraal:
ein bliksemstráol (L269p Blerick),
slang:
ein slang (L269p Blerick),
weerlicht:
waerleech (L269p Blerick)
|
bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemaafleier (L269p Blerick)
|
Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
’t bliksemt (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
⁄t bliksemt (L269p Blerick),
hel bliksemen:
hĕl bliksemen (L269p Blerick),
lichten:
liĕg (L269p Blerick),
ut leecht (L269p Blerick)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
Syst. WBD
blinde vinke (L269p Blerick)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22353 |
blindemannetje spelen |
blindemannetje:
blindemenke (L269p Blerick),
blindemenke speule (L269p Blerick)
|
Het spel waarbij één van de spelers die de anderen moet vangen geblinddoekt is [kakkemommen, blindemannetje, blindekoe, blindekoekoek]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25018 |
blinken, glimmen, glanzen |
blinken:
blinke (L269p Blerick)
|
een glans van zich geven [glimmen, glanzen, blinken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
blôod (L269p Blerick)
|
bloed [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|