e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blerick

Overzicht

Gevonden: 5182
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broekspijp boksenpijp: boksepiepe (Blerick), bóksepīēpe (Blerick), bôksenpiepe (Blerick) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenband: boksenband (Blerick), bôkseband (Blerick), boksenriem: bókserēēm (Blerick), riem: hae heel zien boks op met eine laere reem (Blerick), hae heel zien boks op met eine reem van laer (Blerick), hae heel zien boks op met unne laere reem (Blerick) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekzak achter kontentasje: konteteske (Blerick), konttas: konttes (Blerick), vottasje: votteske (Blerick), vottentasje: votteteske (Blerick) zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)] III-1-3
broekzak opzij boksentas: boksetes (Blerick), bóksetes (Blerick), bôksetes (Blerick) broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)] III-1-3
broer broeder: brower (Blerick), broer: broor (Blerick, ... ), altijd met bezittelijk voornaamwoord!  broor (Blerick), breurke  broor (Blerick) broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer, Waar woont je broer ook weer? [N I (1964)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
brokkelhoef weke voeten: węi̯kǝ vø̄t (Blerick) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
brommen, zoemen van een insect brommen: broēmme (Blerick) brommen [SGV (1914)] III-4-2
bromtol bromtol: bromtol (Blerick), broomtol (Blerick), huildop: huëldop (Blerick, ... ) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. I. als deze van hout en door een timmerman was gemaakt? [DC 24 (1953)] || Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)] III-3-2
bron bron: brun (Blerick), bronwater: bròn water (Blerick) bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4
bronstig breustig: brȳstex (Blerick), brø̜stex (Blerick), bǝrø̜stex (Blerick) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12