21305 |
buurten |
buurten:
buurte (L269p Blerick),
wee gaan buurte (L269p Blerick)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
buurvrouw:
buurvrouw (L269p Blerick)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22411 |
caleidoscoop |
kijkdoos:
kiekdoes (L269p Blerick)
|
Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21144 |
calèche |
calche (fr.):
kales (L269p Blerick),
kalesj (L269p Blerick),
kalés (L269p Blerick)
|
een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24604 |
canadapopulier |
canadas:
canadasse (L269p Blerick)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18557 |
capuchon |
capuchon (fr.):
capuchon (L269p Blerick),
kap:
kap (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22423 |
carambole |
carambole (fr.):
carambol (L269p Blerick)
|
Het raken van de rode bal en één van de beide witte met de andere witte bal waarmee gespeeld wordt in een bepaald biljartspel [carambole, karbel, kerbol, karbelhouwogen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18067 |
cariës |
wolf:
wolf (L269p Blerick)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
optocht:
optoch (L269p Blerick),
vastenavondoptocht:
vastenaovendoptoch (L269p Blerick)
|
De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22678 |
castagnetten |
castagnetten:
castignette (L269p Blerick),
kleppers:
kleppers (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
De twee bolletjes van hout of ivoor die men aan de vingers bindt en tegen elkaar slaat [klepperkens, klepper, castagnetten]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|