e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kneuzen blutsen: blutse (Blitterswijck) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knie knie: knei (Blitterswijck), knɛj (Blitterswijck) knie [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knielbankje knielbankje: knielbenkske (Blitterswijck) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniersen: knier-se (Blitterswijck) kniezen [SGV (1914)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Blitterswijck, ... ) knellen [SGV (1914)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikker knikker: knik-ker (Blitterswijck) knikker [SGV (1914)] III-3-2
knikkertermen foeksen: #NAME?  foekse (uut de hèn-ne-vot ) (Blitterswijck) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
knipogen een oogje knijpen: `n ögske kniepe (Blitterswijck) knipogen [SGV (1914)] III-1-1
kniptor knapper: knapper (Blitterswijck) kniptor III-4-2
knoeien knoeien: knoe-je (Blitterswijck), slabben: slab-be (Blitterswijck, ... ) morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)] III-2-3