e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: lègge (Blitterswijck) leggen [SGV (1914)] III-1-2
lemen knikker kanadasse, een ~: leemen knikker  ènne ka-na-da-se (Blitterswijck) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] III-3-2
lende lende: lènde (Blitterswijck) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar lente: leente (Blitterswijck), vroegjaar: vroeg-joar (Blitterswijck) lente [SGV (1914)] III-4-4
lepbig lepper: lɛpǝr (Blitterswijck) Een big die met koemelk wordt grootgebracht. [N 19, 15; N 19, 16; monogr.] I-12
lepel lepel: lēͅpəl (Blitterswijck) lepel III-2-1
lepelrek lepelrek: lēͅpəlrɛk (Blitterswijck) lepelrek III-2-1
leren, studeren studeren: ste-dīē-re (Blitterswijck) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel proost: prōst (Blitterswijck), prōͅst (Blitterswijck), zorg: zøͅrx (Blitterswijck, ... ) leuningstoel [SGV (1914)] || leunstoel III-2-1
libel en waterjuffer papegaai: papagaai (Blitterswijck) libel, glazenmaker III-4-2