e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liniaal schraapplank: schrap-plank (Blitterswijck) liniaal [SGV (1914)] III-3-1
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Blitterswijck) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
lip lip: lip (Blitterswijck, ... ) lip [RND], [SGV (1914)] III-1-1
list fint: heej hèt finte (Blitterswijck) fint (list, barstje) [SGV (1914)] III-1-4
litteken litteken: litteiken (Blitterswijck) litteken [SGV (1914)] III-1-2
liturgische gewaden miskleren: misklieer (Blitterswijck) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loeien van de koe in het algemeen beuken: bø̜̄kǝ (Blitterswijck) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
lof lof: ət luf (Blitterswijck) het lof [RND] III-3-3
long blaasbalg: bloasbalg (Blitterswijck), long: long (Blitterswijck), longe (Blitterswijck) long [SGV (1914)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
lood lood: lūǝt (Blitterswijck) De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.] II-11