e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loof blader: blêr (Blitterswijck), loof: lo-af (Blitterswijck) bladeren [SGV (1914)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
loof van de bieten afplukken afbladen: afblāi̯ǝ (Blitterswijck), bladen: blāi̯ǝ (Blitterswijck) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
looi looi: loj (Blitterswijck) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lojǝ (Blitterswijck) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: scheut (Blitterswijck) loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loape (Blitterswijck) lopen [SGV (1914)] III-1-2
loper loper: lyəpər (Blitterswijck) loper, werktuig tot het openen van sloten III-2-1
losse plankbrug vonder: vŏander (Blitterswijck), vŏŏnder (Blitterswijck), vondertje: vŭĕnderke (Blitterswijck) brug [SGV (1914)] || vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1
losse voerbak voor runderen koeienbak: kuu̯ǝnbak (Blitterswijck) Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.] I-6
luchtx lucht: loocht (Blitterswijck) lucht [SGV (1914)] III-4-4