29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (L215p Blitterswijck)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
metworst:
metwòrs (L215p Blitterswijck),
mɛtwōrst (L215p Blitterswijck)
|
metworst [N 06 (1960)] || worst van varkensgehakt
III-2-3
|
32088 |
meubelmaker |
schrijnenwerker:
sxrīnǝwɛrkǝr (L215p Blitterswijck)
|
Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.]
II-12
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
middəg (L215p Blitterswijck)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
oren:
o-a-re (L215p Blitterswijck)
|
middagdutje [SGV (1914)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
een oren houden:
ènnen o-a-ren halde (L215p Blitterswijck)
|
middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
medax (L215p Blitterswijck)
|
hoofdmaaltijd, warme maaltijd
III-2-3
|
34598 |
middelste rongblok |
pulp:
pølǝp (L215p Blitterswijck)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
23358 |
middenpad |
middengang:
middengang (L215p Blitterswijck)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23353 |
middenschip |
schip:
schip (L215p Blitterswijck)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|