e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mond (spotnamen) bakkes: bakkes (Blitterswijck), muil: moel (Blitterswijck) mond [SGV (1914)] III-1-1
monnik monnik: mun-nik (Blitterswijck), pater (lat.): meer  pa-ter (Blitterswijck) monnik [SGV (1914)] III-3-3
mopperen grommen: grómme (Blitterswijck), knaaien: knāōje (Blitterswijck) brommen || knorren, grommen, zeurend brommen III-1-4
morgengebed morgengebed: mer-ge-ge-bed (Blitterswijck) morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
mossel mossel: mossel (Blitterswijck, ... ) mossel [SGV (1914)] III-2-3
mosterd mosterd: mōstərt (Blitterswijck), mŏas-terd (Blitterswijck) mosterd [SGV (1914)] III-2-3
mot mot: mot (Blitterswijck) mot [SGV (1914)] III-4-2
motor moter: motər (Blitterswijck) motor [RND] III-3-1
mout malt: malt (Blitterswijck) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: mouw (Blitterswijck) mouw [SGV (1914)] III-1-3