e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
okkernoot noot: neut (Blitterswijck), noot (Blitterswijck, ... ), walnoot: walnoot (Blitterswijck) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || walnoot I-7
oksaal oksaal: oksaal (Blitterswijck) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
olie olie: ol-lie (Blitterswijck) olie [SGV (1914)] III-2-3
oliemolen oliemolen: ǫli[molen] (Blitterswijck) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
olieverf olieverf: ǫli[verf] (Blitterswijck) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omheining van palen gelint: glīnt (Blitterswijck) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omhelzen pakken: pakke (Blitterswijck) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omwalde akker kamp: kāmp (Blitterswijck) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
onbewolkt klaar als een klontje: klōār as ei klūntje (Blitterswijck) als [klaar ~ de dag] [SGV (1914)] III-4-4
ondereinde van de stam boks: dat na het afzagen in de grond blijft zitten  bóks (Blitterswijck), stob: stoeb (Blitterswijck), vot: vot (Blitterswijck) aardeinde ve boom || onderstuk ve boom || stobbe, onderstuk ve boom III-4-3