e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rosmolen mange (fr.): manezie (Blitterswijck), manège (fr.): manēzi (Blitterswijck), mǝnēžǝ (Blitterswijck) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] I-4, I-7
rot, van fruit verspierd: verpierd (Blitterswijck) [SGV (1914)] I-7
royaal royaal (<fr.): rejaal (Blitterswijck), vlot: vlot (Blitterswijck) gul [SGV (1914)] III-3-1
rozijn rozijn: rozin (Blitterswijck) rozijn III-2-3
rozijnenbrood pruimpjesweg: prymkəswɛx (Blitterswijck), rozijnenweg: rozinəwɛx (Blitterswijck) rozijnenmik III-2-3
rug rug: rug (Blitterswijck), rugstrang: rugstrank (Blitterswijck) rug [SGV (1914)] III-1-1
rug, aangeaard stuk rug: røx (Blitterswijck), wal: wal (Blitterswijck) De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.] I-5
rugnet kruisnet: krȳsnęt (Blitterswijck  [(katoen)]  ) Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c] I-10
ruien ruien: röje (Blitterswijck) ruien III-4-1
ruimte waar men stro hakselt en bewaart strozolder: strű̄i̯zǫldǝr (Blitterswijck) Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.] I-6