e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slag houw: houw (Blitterswijck), slag: slāg (Blitterswijck), slêg (Blitterswijck) slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slagboom barrier: briǝr (Blitterswijck) Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.] I-8
slak slak: slek (Blitterswijck, ... ) slak [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuisje: slek-ken-hŭŭs-ke (Blitterswijck) slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slappe koffie schotelwater: sxotəlwātər (Blitterswijck) slappe koffie III-2-3
slecht mens, slechte kerel galgenaas: galgenoas (Blitterswijck) galgenaas [SGV (1914)] III-1-4
slecht weer, hondenweer kwaad weer: kwaod wae:r (Blitterswijck) slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] III-4-4
slechtgehumeurd (zijn) kwaadachtig: kwoajechtig (Blitterswijck) gemelijk [SGV (1914)] III-1-4
slee slee: slei (Blitterswijck) slede [SGV (1914)] III-3-2
sleedoorn slee: slieë (Blitterswijck) sleedoorn III-4-3