e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
watermunt pepermunt: pepperpūnt (Blitterswijck) pepermunt (plant) III-4-3
waterput put: pøt (Blitterswijck, ... ), waterput: waterput (Blitterswijck) [N 12 (1961)] [RND 10] [SGV (1914)] I-7
waterring van de mijt ring: rīŋk (Blitterswijck) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
weduwe wedvrouw: wedvrouw (Blitterswijck), wèdvrouw (Blitterswijck) weduwe [SGV (1914)] III-2-2
weduwnaar wedkerel: wèdkèl (Blitterswijck), wedman: wedman (Blitterswijck), wedmens: wèdmins (Blitterswijck) weduwnaar [SGV (1914)] III-2-2
weefkamer spoelkamer: spoelkamer (Blitterswijck) De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I] II-7
weefsel, stof stof: stof (Blitterswijck) stof (étoffe) [SGV (1914)] III-1-3
weelde weeld: wèld (Blitterswijck) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde herfstweer: herfstweer  herfstwèèr (Blitterswijck) herfstweer III-4-4
weerlichten weerlichten: werlichte (Blitterswijck), wèerlichte (Blitterswijck) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || bliksemen, weerlichten III-4-4