32454 |
zolen onder de klomp slaan |
klompen hogen:
klompǝ hyǝgǝ (L215p Blitterswijck)
|
De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.]
II-12
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̄ǝmǝ (L215p Blitterswijck)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
34429 |
zomerverblijf |
schaap(s)stal:
sxǭpsstal (L215p Blitterswijck)
|
[N 78, 25; monogr.]
I-12
|
23339 |
zonde |
zonde:
zund (L215p Blitterswijck)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zund (L215p Blitterswijck)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
32762 |
zonder voor spitten |
omsmijten:
ømsmitǝ (L215p Blitterswijck)
|
Manier van spitten waarbij men - anders dan bij het spitten in voren - min of meer in de breedte werkt en iedere spade grond voor zich uit (voor de hand) omlegt. [N 11, 65c; N 11A, 148b; div.]
I-1
|
32455 |
zoolbeslag |
hoogsel:
hø̜xsǝl (L215p Blitterswijck)
|
Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.]
II-12
|
28991 |
zoom |
zoom:
zø̄ǝm (L215p Blitterswijck)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
jong:
jong (L215p Blitterswijck),
zoon:
zo-an (L215p Blitterswijck)
|
zoon [SGV (1914)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zālt (L215p Blitterswijck)
|
zout
III-2-3
|