e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brui̯ǝ (Blitterswijck) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren kloek: kluk (Blitterswijck) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: bruur (Blitterswijck) broeder [SGV (1914)] III-3-3
broederschap broederschap: broederschap (Blitterswijck) broederschap [SGV (1914)] III-3-3
broeds kloeks: kluks (Blitterswijck) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broeibak broeibak: broeibak (Blitterswijck) [SGV (1914)] I-7
broek: algemeen boks: boks (Blitterswijck) broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] III-1-3
broer broer: bruur (Blitterswijck, ... ) broeder [SGV (1914)] || broer III-2-2
brommen, zoemen van een insect brommen: bromme (Blitterswijck) brommen [SGV (1914)] III-4-2
bron bron: bron (Blitterswijck, ... ), kwel: kwel (Blitterswijck), kwɛl (Blitterswijck), sprong: sprung (Blitterswijck), sprøŋ (Blitterswijck) bron [SGV (1914)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8, III-4-4