e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dompelen onder water duwen: onder water douwe (Blitterswijck), onderduwen: onder water douwe (Blitterswijck) dompelen [SGV (1914)], [SGV (1914)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje hommelbeestje: hómmelbieësje (Blitterswijck) donderbeestje III-4-2
donderen hommelen: hommele (Blitterswijck), hómmele (Blitterswijck) donderen [SGV (1914)] || donderen, onweren III-4-4
donderx hommel: hommel (Blitterswijck), hómmel (Blitterswijck) donder [SGV (1914)] || donder, onweer III-4-4
donker, duisterx duister: duster (Blitterswijck), düster (Blitterswijck) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || donker, duister III-4-4
dood (bn.) dood: do-ad (Blitterswijck), doeued (Blitterswijck), dôet (Blitterswijck), heeft zijn laatste keutel afgeknepen: heej het ziene letste keutel afgeknepe (Blitterswijck), kapot: ke-pot (Blitterswijck) dood [SGV (1914)] || dood (bn) || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] || hij is dood III-2-2
doodgraver doodgraver: doeëdgrèver (Blitterswijck), grafmaker: een van de buren die het graf moet delven  grafmäker (Blitterswijck) doodgraver || grafdelver III-2-2
doodskist doodskist: dodskiest (Blitterswijck) doodskist III-2-2
doodskleed doodshemd: dodshemd (Blitterswijck) doodshemd III-2-2
doof doof: do-af (Blitterswijck) doof [SGV (1914)] III-1-1