33670 |
gemeenteweide |
broek:
broek (L215p Blitterswijck)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
kwade prij:
en kwaoj prie (L215p Blitterswijck),
tang:
tang (L215p Blitterswijck)
|
een boze vrouw || kwade vrouw
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
gemoed:
gemōēd (L215p Blitterswijck)
|
gemoed
III-1-4
|
19067 |
gemok |
gezeur:
gesör (L215p Blitterswijck)
|
gemok [SGV (1914)]
III-1-4
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtplaats:
pāxtplats (L215p Blitterswijck)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
gerêmt (L215p Blitterswijck)
|
geraamte, skelet [SGV (1914)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
klaar:
klāōr (L215p Blitterswijck),
kloar (L215p Blitterswijck),
vaardig:
verrig (L215p Blitterswijck)
|
gereed || klaar [SGV (1914)] || klaar, gereed
III-1-4
|
29055 |
geren |
geren:
giǝrǝ (L215p Blitterswijck),
gīrǝ (L215p Blitterswijck)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
32979 |
gerst |
gerst:
garst (L215p Blitterswijck)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
34488 |
geslachtsdeel van de haan |
hanenpinnetje:
hānǝpenǝkǝ (L215p Blitterswijck)
|
I-12
|