e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
engel des heren angelus: anzjelus (Bocholt) Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)] III-3-3
engelbewaarder engelbewaarder: ingelbewaarder (Bocholt) Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)] III-3-3
engelenmis engelenmis: ingelemès (Bocholt) Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)] III-3-3
engerling, larve van de meikever made: māj (Bocholt), rups: rops (Bocholt) engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)] III-4-2
enig kind alleen zijn: elein zeen (Bocholt) een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeks-jong] [N 115 (2003)] III-2-2
enkel enkel: eŋkəl (Bocholt) enkel (subst) [ZND m] III-1-1
enten greffelen: greͅffələ (Bocholt), griffelen: griffelen (Bocholt), gruffelen: gruffelen (Bocholt), gryfələ (Bocholt) [RND 08] [ZND 34 (1940)] I-7
entre-deux entre-deux: entre-deux (Bocholt) Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5] II-7
envelop envelop (<fr.): amvèlop (Bocholt), omslag: eine omslaag (Bocholt) een omslag (van een brief) [ZND 39 (1942)] III-3-1
epidemie besmettelijke ziekte: b’smèt’le zeekde (Bocholt), epidemie: eepideemiej (Bocholt), ziekte die besmettelijk is: die zeekte is besmettelijk (Bocholt) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie, besmettelijke ziekte). [N 107 (2001)] III-1-2