33915 |
gedrukt |
gedrukt:
gǝdrøkt (L317p Bocholt)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|
19046 |
geduld |
geduld:
heb toch wat geduldj (L317p Bocholt),
heb tōch wat geduldsje (L317p Bocholt),
patintie:
heb toch wat patientie (L317p Bocholt),
heb tōch wat patientie (L317p Bocholt),
Fr. patience Samenst. pasjentsiewerk
pasjentsie (L317p Bocholt)
|
geduld || Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
23666 |
gedurige aanbidding |
gedurige aanbidding:
gedeurige aanbidding (L317p Bocholt)
|
Altijddurende/gedurige aanbidding van het Sacrament des Altaars. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18916 |
gedwee |
braaf:
ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49
braaf (L317p Bocholt),
gedwee:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
eèn gedwiej kindj (L317p Bocholt),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gedwiej (L317p Bocholt),
gewillig:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
een gewillig kindsj (L317p Bocholt),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gewullig (L317p Bocholt)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24150 |
geelgors |
gele schrijver:
gèle sjri-jver (L317p Bocholt)
|
geelgors
III-4-1
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
gêlverf (L317p Bocholt),
gêîl verf (L317p Bocholt),
geelzucht:
gêîlzucht (L317p Bocholt)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
19280 |
geen rust hebben |
geen rust hebben:
dè het gein rust (L317p Bocholt),
hèr heìt gein rust (L317p Bocholt)
|
hij heeft geen rust [ZND 42 (1943)]
III-1-4
|
29054 |
geer |
geer:
gīr (L317p Bocholt)
|
Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.]
II-7
|
32746 |
geerakker |
geer:
gīǝr (L317p Bocholt),
kortvoren:
kǫrt˲vǭrǝ (L317p Bocholt),
het is niet duidelijk of de volgende opgaven moeten worden opgevat als meervoudig substantief dan wel als werkwoord zoals bedoeld in het volgende lemma
kǫrt˲vǭrǝ (L317p Bocholt)
|
Onder een geerakker wordt hier verstaan dat deel van een akker dat gerend geploegd moet worden als de akker niet de vorm van een rechthoek of een parallellogram heeft. De benaming voor dit onderdeel is niet zelden ook op de gerende akker in zijn geheel toepasselijk. Opgaven die duidelijk de (geometrische) vorm of een scherpe hoek van een akker bleken te betreffen, zijn in dit lemma echter niet opgenomen. Zie verder ook het volgende lemma. [N 11, 4b + 64; N 11A, 127 + 137f + 137g; N P, 1; A 33, 9 add.; A 33, 10; JG 1a + 1b; JG 2b-4, 7; monogr.]
I-1
|
23653 |
geestelijke communie |
geestelijke communie (<lat.):
geestelijke kommunie (L317p Bocholt)
|
De geestelijke communie, in de geest communiceren. [N 96B (1989)]
III-3-3
|