18832 |
geestig |
geestig:
Dri-jk is eine geistige vertöller, mè neet ederein kan geistig vertölle
geistig (L317p Bocholt)
|
geestig, vrolijk
III-1-4
|
17834 |
geeuwen |
gapen:
gapen (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt,
L317p Bocholt),
gāpə (L317p Bocholt),
geeuwen:
gîêwen (L317p Bocholt)
|
gapen [N 10 (1961)] || geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
giəhoŋər (L317p Bocholt)
|
geeuwhonger [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
33705 |
gegraven waterloop |
gracht:
graxt (L317p Bocholt),
heulte:
hø̜i̯ljtj (L317p Bocholt)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
20692 |
gehakt |
gehakt:
Syst. Frings
gəhakt (L317p Bocholt),
gekapt:
Syst. Frings
gəkapt (L317p Bocholt),
gekapt vlees:
gekapt vleisch (L317p Bocholt),
gemalen:
Syst. Frings
gəmālə (L317p Bocholt),
kipkap:
kipkap (L317p Bocholt)
|
Fijngehakt vlees (bilber?) [N 16 (1962)] || gehakt vlees [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
34425 |
geheel afgeschoren wolvacht |
roof:
rau̯f (L317p Bocholt)
|
De gehele vacht wol van het schaap, wanneer dit geschoren wordt. [N 38, 19; L 41, 37; monogr.]
I-12
|
23728 |
geheimen van de rozenkrans |
mysteries (<lat.):
misteries (L317p Bocholt)
|
De geheimen van de Rozenkrans bestaande uit de blijde geheimen, de droevige geheimen en de glorierijke of glorievolle geheimen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17621 |
gehemelte |
gehemelte:
gehemeltje (L317p Bocholt),
gehemeltsje (L317p Bocholt)
|
het gehemelte van de mond [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
18803 |
geheugen |
memorie:
Joa, zag grutepa, mi-jn memurie leetsj mich aaf en tûw inne steek
memurie (L317p Bocholt)
|
memorie, geheugen
III-1-4
|
21317 |
gehucht |
gehucht:
gehucht (L317p Bocholt),
gəhøͅXt (L317p Bocholt)
|
gehucht [ZND 23 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|