23207 |
geloven |
geloven:
geluiven (L317p Bocholt),
gelöven (L317p Bocholt),
gluive (L317p Bocholt),
gløjvən (L317p Bocholt),
gløͅvən (L317p Bocholt),
gəloͅft (L317p Bocholt),
geloofd
gəloͅft§ (L317p Bocholt)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] || Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)], [ZND m]
III-3-3
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
blazen:
blōēze (L317p Bocholt)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19099 |
geluk |
geluk:
geluk (L317p Bocholt)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
u van freule
geluksvoegel (L317p Bocholt),
gelukzak:
gelukzak (L317p Bocholt)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gəmāk (L317p Bocholt)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelig (L317p Bocholt),
gəmēͅkələk (L317p Bocholt),
gəmeͅkələk (L317p Bocholt)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
25527 |
gemalen en gezuiverd graan |
meel:
mē̜l (L317p Bocholt)
|
Omdat de vraagstelling niet helemaal duidelijk was, kwamen er bij de antwoorden op de vraag naar de naam voor "gemalen en gezuiverd graan" zowel meel- als bloem-opgaven voor. Meel bestaat uit het inwendige van de tarwe- of roggekorrel plus de zemel, dus het is de geheel vermalen korrel, terwijl de bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern (Schoep blz. 12). Vroeger werd de gehele korrel vermalen tot meel. Daarna werd het meel gezeefd, waarbij een groot deel der zemelen achterbleef op de zeef. Het gezeefde product was dan de bloem, die echter nog heel wat zemeldelen bevatte (Schoep blz. 13). De voor dit lemma opgegeven bloem-varianten zijn verplaatst naar het lemma ''bloem''. [N 29, 14b; N 29, 15c; N 16, 80]
II-1
|
25526 |
gemalen, niet gezuiverd graan |
knijp:
knē̜p (L317p Bocholt)
|
De inhoud van het lemma beantwoordt niet in alle gevallen duidelijk aan het lemma-opschrift. Er is een groep woordtypen die een algemene benaming geeft, een tweede groep duidt op "gemalen, niet gezuiverd graan", een derde duidt een bepaald soort ongezuiverd meel aan en de vierde groep geeft aan dat dit graan voor veevoer wordt bestemd of dat dit afval is. [N 29, 14a]
II-1
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondgek:
vast`laov`ndjgek (L317p Bocholt),
vastenavondgek:
vastenavondgek (L317p Bocholt),
verklede:
v`rkleidje (L317p Bocholt)
|
Carnavalsvierder. || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemein (L317p Bocholt),
gəmeͅjn (L317p Bocholt)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|