21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeintje (L317p Bocholt)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeentjehous (L317p Bocholt)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
Fr. canaille
kenalie (L317p Bocholt),
hoort men soms ook Fr.canaille
kernalie (L317p Bocholt),
kwade heks:
dat is ein kouj heks (L317p Bocholt),
t is ein koeij heks (L317p Bocholt),
pekelteef:
pekelteef (L317p Bocholt),
ros:
De körmeszenger vroog aan de òmstoanders: Wèè hèèt er begot mi-jn ros geziên
ros (L317p Bocholt),
spook:
Syn eine puuk
spuuk (L317p Bocholt)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || een scheldwoord betreffende een moreel minderwaardig vrouwmens || kwaadaardige vrouw, kanalje, feeks || lelijke en venijnige vrouw || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)] || vrouwelijk wezen met een slecht karakter
III-1-4
|
23994 |
generale absolutie |
absolutie (<fr.) met aflaat:
abselusie mèt aaflaot (L317p Bocholt)
|
Een generale absolutie, waaraan een volle aflaat is verbonden [jeneraal-abseloetsioeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtgoed:
paxt˲gōt (L317p Bocholt),
pachthof:
paxthōf (L317p Bocholt),
winning:
weneŋ (L317p Bocholt)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensionêrd (L317p Bocholt),
gepensjeneerd (L317p Bocholt),
op pensioen gesteld:
znd 35, 65
op pensioen gesteldj (L317p Bocholt)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prī.s˲var (L317p Bocholt)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
18939 |
gereed |
gereed:
Ich bön nog neet gereid möt mee werk
gereid (L317p Bocholt),
klaar:
tiêge de middig kan ich möt det werkske kloar zeen
kloar (L317p Bocholt),
kompleet:
di-j verzameling waas eindelik kòmpliêt
kòmpliêt (L317p Bocholt),
vaardig:
Voilà, det werkske is alweer vèrig
vèrig (L317p Bocholt)
|
afgewerkt || gereed, af || klaar,af || volledig, af
III-1-4
|
25591 |
gereedschap waarmee men invet |
smoutlap:
smǭwtlap (L317p Bocholt)
|
De borstel, lap, vod enz. waarmee olie, vet, boter enz. op bakblik, bakplaat e.d. worden aangebracht. [N 29, 38b]
II-1
|
29055 |
geren |
geren:
gīrǝ (L317p Bocholt)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|