19091 |
gerieflijk |
gemakkelijk:
ein gemekkelijk hoes (L317p Bocholt),
gerieflijk:
ein gereeflijk hoes (L317p Bocholt),
ein gereeflik hoes (L317p Bocholt)
|
Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
20912 |
gerookt spek |
gerookt spek:
inz. voor vleeswaren gereikte sjònk gereikt spek
gereikt spek (L317p Bocholt)
|
gerookt
III-2-3
|
32979 |
gerst |
gerst:
gárst (L317p Bocholt)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
21100 |
gerstebier |
gerstebier:
garstebeer (L317p Bocholt)
|
gerstenbier [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
18312 |
geruite jurk |
ruitenkleed:
rūtəkleͅt (L317p Bocholt)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21595 |
geschiedenis |
vertelseltje:
eine vertelselke vertellen (L317p Bocholt)
|
Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)]
III-3-1
|
20475 |
geslacht |
familie:
femilie (L317p Bocholt)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
getuig:
getuug (L317p Bocholt)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1995)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
naaien:
neije (L317p Bocholt)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛx (L317p Bocholt)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|