17564 |
gewricht |
gewricht:
gəvrext (L317p Bocholt),
lid:
vingerleed (L317p Bocholt)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)] || hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
21771 |
gezegde |
gezegde:
gezagde (L317p Bocholt),
doffe e wordt als ¯ aangegeven
g’zagde (L317p Bocholt)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "een vrolijke Frans", "met hart en ziel",...? [gezegde] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
leps gezicht (L317p Bocholt)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakəs (L317p Bocholt),
muil:
moel (L317p Bocholt),
mul (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || muil [ZND m] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
huishouden:
hoe:shave (L317p Bocholt),
volk:
vouk (L317p Bocholt)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
g’zond (L317p Bocholt),
goed zijn:
gooët (L317p Bocholt)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezonge mes (L317p Bocholt)
|
Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwad:
gǝzwā.t (L317p Bocholt
[(betekent ook 'zwad')]
)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
18038 |
gezwel |
bult:
bølt (L317p Bocholt)
|
gezwel [bel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33894 |
gezwollen tandvlees |
roos:
ruǝs (L317p Bocholt)
|
Zwelling van het tandvlees treedt op bij jonge paarden tijdens de periode van tandwisseling. [JG lb, 2 c; A 48A, 51; N 8, 90f, 91 en 92]
I-9
|