id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22676 | grote trom met bekkens | dikke trom: dikke tròm (Bocholt) | een grote trom met bekkens [djingel] [N 112 (2006)] III-3-2 |
21508 | grove stem | grove stem: een grouf stem (Bocholt) | grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1 |
32626 | guano | guano: guano (Bocholt) | Guano is een poedervormige meststof, vervaardigd van uitwerpselen, veren en kadaverresten van zeevogels, waarvan zich in de loop van de tijd dikke lagen hebben gevormd op onbewoonde eilanden en klippen met name aan de westkust van Zuid-Amerika (Peru, Chili). Blijkens een aantal opgaven werd guano beschouwd als de oudste of eerst bekende kunstmest of was hij de voorloper daarvan, die vooral vóór de eerste W.O. gebruikt werd. Toen de echte kunstmest zijn intrede had gedaan, werd deze aanvankelijk nog vaak guano genoemd. Met guano, die voornamelijk werd aangewend om pootaardappelen te bemesten, ging men zuinig om: met een oude eetlepel of iets dergelijks werd in ieder pootgat een kleine hoeveelheid van deze meststof op of bij de aardappel gelegd. Volgens de meeste opgaven was guano een stikstofhoudende meststof, volgens enkele andere bevatte hij ook kali en fosforzuur, terwijl hij eenmaal met thomasslakken wordt vergeleken of als zwarte meststof wordt omschreven. Mogelijk werd deze originele vogelmest in het begin van de kunstmestperiode synthetisch nagemaakt en als guano of onder een daarop gelijkende handelsnaam in de handel gebracht. [N P, 8; N 11A, 62a] I-1 |
19082 | guit | pagadder: In de oorspronkelijke Sp. bet. betaalmeester, maar op onze dagen wordt het woord vooral gebruikt voor een klein kind. Ich waas doon nog zuu eine pagadder van ein paar jaar aud pagadder (Bocholt) | snaak, guit, kwajongen III-1-4 |
19103 | guit, schalk | rakker: ook materiaal znd 24, 35 rakker (Bocholt), vlugge, een -: vløͅg (Bocholt) | guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-1-4 |
21331 | gulden | gulden: goeuldsjen (Bocholt), gøͅljə (Bocholt) | gulden [ZND 35 (1941)] III-3-1 |
23267 | gulden mis | gulden mis: de goeuldsje mès (Bocholt), gulden mes (Bocholt), eu = freule ein geulje mès (Bocholt) | De mis op quatertemperwoensdag van de Advent, guldenmis, noodmis [julde maes]. [N 96C (1989)] || Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)] III-3-3 |
18541 | gulp van een broek | gulp: gelep (Bocholt) | gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3 |
19075 | gunnen | gunnen: gonnen (Bocholt), toewijzen: ps. omgespeld volgens Frings. tugəwizə (Bocholt), tūgəwizə (Bocholt) | Ge moet hem dat geluk gunnen [ZND 24 (1937)] || ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-1-4, III-3-1 |
34065 | guste koe | kween: kwēn (Bocholt) | Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11 |