e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halster halster: hęlstǝr (Bocholt), stalhalster: sta.lhɛlstǝr (Bocholt) Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-10, I-11
halve frank half frankje: ps. omgespeld volgens Frings.  hafreͅŋskə (Bocholt), halve frank: ps. omgespeld volgens Frings.  havə fraŋ (Bocholt), ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "ha?v\\"en "fra]") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  ənə hau̯və fraŋ (Bocholt) oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
halve-centstuk halve cent: ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "ha?v\\") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  ənə hau̯və seͅnt (Bocholt) halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)] III-3-1
ham, hesp schonk: sjònk (Bocholt), šo.ŋk (Bocholt), verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  schouk (Bocholt) ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
hamer van de klepklok trumper: trumper (Bocholt) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
handcultivator extirpatortje: ękspātǝrkǝ (Bocholt) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handelaar commerant (fr.): kommērsant (Bocholt) Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)] III-3-1
handen (kindernamen) polletjes: poͅləkəs (Bocholt) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) duimen: dumə (Bocholt), poten: pu(ə)tə (Bocholt) [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  hantgeͅlš (Bocholt), ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "hant...") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  hantgeͅlš (Bocholt) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1