33927 |
halster |
halster:
hęlstǝr (L317p Bocholt),
stalhalster:
sta.lhɛlstǝr (L317p Bocholt)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21541 |
halve frank |
half frankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
hafreͅŋskə (L317p Bocholt),
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
havə fraŋ (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "ha?v\\"en "fra]") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
ənə hau̯və fraŋ (L317p Bocholt)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21606 |
halve-centstuk |
halve cent:
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "ha?v\\") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
ənə hau̯və seͅnt (L317p Bocholt)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20820 |
ham, hesp |
schonk:
sjònk (L317p Bocholt),
šo.ŋk (L317p Bocholt),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
schouk (L317p Bocholt)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
trumper:
trumper (L317p Bocholt)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33305 |
handcultivator |
extirpatortje:
ękspātǝrkǝ (L317p Bocholt)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
21449 |
handelaar |
commerant (fr.):
kommērsant (L317p Bocholt)
|
Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
17661 |
handen (kindernamen) |
polletjes:
poͅləkəs (L317p Bocholt)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
duimen:
dumə (L317p Bocholt),
poten:
pu(ə)tə (L317p Bocholt)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
hantgeͅlš (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "hant...") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
hantgeͅlš (L317p Bocholt)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|