e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heizicht, heizeis heizeisie: hē̜jzē̜jsi (Bocholt) Gereedschap om hei te maaien. In dit lemma zijn verwerkt de gegevens van de enqu√™tevraag naar ''de zeis om hei te maaien'' (I, 26b) en de vraag naar ''de zeis speciaal voor hei te maaien en russen te steken'' in N 18, vraag 77. Van Vessem wijst op pag. 99 ook al op het probleem dat veel informanten de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen gebruiken, omdat de overeenkomst tussen beide werktuigen erg groot is. Ook in dit lemma komen de zicht- en zeisbenamingen door elkaar heen voor. Men mag er niet van uitgaan dat de verschillende woordtypen steeds hetzelfde gereedschap aanduiden. Gemeenschappelijk is welde gebruiksmogelijkheid van dit gereedschap, namelijk om er hei mee te maaien. Een verschil tussen heizicht en heizeis kan zijn dat de heizicht twee handvaten heeft, terwijl de heizeis één handvat heeft. Het blad van de heizicht kan ook kleiner zijn en vooral korter dan dat van de heizeis.' [N 18, 77; I, 26b] II-4
heizode heilap: (mv)  hē̜i̯lɛp (Bocholt) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
hek, poortje achterpoortje: achterportsje (Bocholt), veken: fekke (Bocholt), Omdet het vekke upestòng is den hònd könne wegluipe  vekke (Bocholt) achterpoortje naar de tuin of het achteruit || hekken || poortje in b.v. een haag III-2-1
hekel hekel: hikǝl (Bocholt) Plank met rechtop staande pinnen waar het vlas doorheen wordt getrokken. [L 1, a-m; L 26, 30; monogr.] I-5
hel hel: hèl (Bocholt) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helemaal, geheel en al heel: Iemand helemaal niet kennen: Ich kön hem van hart of start.  hiêl (Bocholt), ram: ram (Bocholt), rats: rats (Bocholt) helemaal, geheel en al III-4-4
helling, talud afzink: aafzink (Bocholt), berm: beͅrəm (Bocholt) berm [ZND m] || helling, talud III-4-4
hemel hemel: dn e.məl (Bocholt), hemel (Bocholt), hēməl (Bocholt) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
hemelvaartsdag hemelvaart: hemelvaart (Bocholt) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens brok: brok (Bocholt), klok: klok (Bocholt) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12