19932 |
huur |
huur:
hø̄r (L317p Bocholt)
|
huur [ZND m]
III-2-1
|
19887 |
huurcontract |
huurceel:
heerseel (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
heursel (L317p Bocholt),
Ze mees den hèèrd nog sjòmmele
heersel (L317p Bocholt)
|
het contract dat gesloten wordt wanneer een huis wordt verhuurd; hoe zegt men b.v. "ik heb een ...... van drie jaar"? [ZND 43 (1943)] || huurceel || huurcontract
III-2-1, III-3-1
|
19886 |
huurhuis |
gehuurd huis:
geheurd hoeͅs (L317p Bocholt),
huurhuis:
heerhûs (L317p Bocholt)
|
huurhuis [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
wierel (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt,
L317p Bocholt),
wīrəl (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|
24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
roope (L317p Bocholt)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
trouwmis:
trouwmes (L317p Bocholt)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
opspelen:
moder zal apspulen (L317p Bocholt),
moeder zal opspulen (L317p Bocholt)
|
moeder zal kijven ! (in het oosten komt nog een oud woord tagge voor) [ZND 41 (1943)]
III-1-4
|
19089 |
iemand uitschelden |
schelden:
op eene sjellen (L317p Bocholt),
uitbuffelen:
ôêtbuffelen (L317p Bocholt),
uitschelden:
aetsjellen (L317p Bocholt),
uitschijten:
gemeen
oêtsjieten (L317p Bocholt),
plat
oetschieten (L317p Bocholt)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20444 |
iemands overlijden aanzeggen |
noden:
znd 32, 71;
nuïën (L317p Bocholt),
op de begrafenis noden:
oppe begrafenis nuuje (L317p Bocholt)
|
de buren en kennissen op iemands begrafenis uitnodigen [ZND 32 (1939)] || ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
21563 |
ijken |
hikken:
WNT: hikken (II), Mnl. hikken. Hakken (bikken), steken, prikken. Afl. Hik (2e art., 1.).
de gewichten hieken (L317p Bocholt),
ijken:
de gewichten ieken (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
de gewichten ijken (L317p Bocholt)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|