e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koken (intr.) koken: kūəkən (Bocholt), kôêkə (Bocholt) koken [RND], [ZND 04 (1924)] III-2-3
koken (tr.) koken: Kuke kost geld: wie iets wil verwezenlijken, mag niet op de kosten besparen  kuke (Bocholt) koken III-2-3
kol hart: hart (Bocholt) Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b] I-11
kolengruis kolengruis: kūləngry(3)̄s (Bocholt), stof: støf (Bocholt) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schoep: šōp (Bocholt) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1
kolonel kolonel: eine kolonel (Bocholt, ... ) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
komen komen: komən (Bocholt), kūəmə (Bocholt) komen [RND], [ZND m] III-1-2
komkommer komkommer: komkommer (Bocholt) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kni-jn (Bocholt), knien (Bocholt), kənī.n (Bocholt), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  knīn (Bocholt), pl.  kənin (Bocholt) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
koning koning: ky(3)̄[ə}niŋ (Bocholt), ky.əniŋ (Bocholt) koning [RND], [ZND m] III-3-1