e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte onderbroek? onderboks: òndərbòks (Bocholt) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekker (Bocholt) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kǫrtmę̄l (Bocholt) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken leewieken: lēwikǝ (Bocholt), toppen: tøpǝ (Bocholt) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kossem vang: van (Bocholt) Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107] I-11
kosten gelden: ps. omgespeld volgens Frings.  geͅ(ə)ljə (Bocholt), wat geͅlə də bajə (Bocholt), kosten: ps. omgespeld volgens Frings.  deͅt mōt sə koͅstə (Bocholt), koͅstə (Bocholt), uitdoen: ps. omgespeld volgens Frings.  wat dōn zə ut (Bocholt) aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)] || Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: de köster (Bocholt, ... ), kuster (Bocholt), köstər (Bocholt), pagina ontbreekt  köstər (Bocholt) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostschool college: voor jongens  college (Bocholt), pensionaat (<fr.): pensionaat (Bocholt), voor meisjes  pensionaat (Bocholt) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kármə’nāiə (Bocholt), onmiddelijk bereid nadat het varken geslacht is uit spek en andere stukjes vlees, gestoofd in eigen vet  kermenaai (Bocholt), Syst. Frings  kɛrmənāi̯ (Bocholt), zonder been  kɛrmənajə (Bocholt), kotelet: koͅrtə’leͅtə (Bocholt), Fr. côtelette  kortelöt (Bocholt) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [ZND 49 (1958)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || karmonade || kotelet || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer dompig (weer): dømpəg (Bocholt), dumpig.  dømpeͅx (Bocholt), gedauwd: geduitsj (Bocholt), loerachtig (weer): lōreͅxtəx (Bocholt), mistig (weer): mesteg (Bocholt), mistlucht: mestloͅxt (Bocholt), triestig (weer): tristig weer.  tresteͅx wēͅr (Bocholt), vochtige lucht: vochtige lucht.  voͅxteͅgə loͅxt (Bocholt) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistig, nevelig || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4