e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraag van een kraagmantel pelerine (<fr.): pellerin (Bocholt) kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
kraagmantel carrick (fr.): Gallas (FN): carrick, kraag-, koetsiersjas.  kerrik (Bocholt) kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)] III-1-3
kraaien, gezegd van de haan kraaien: kręi̯ǝ (Bocholt), krɛi̯ǝ (Bocholt) [N 19, 49; Vld.; monogr.] I-12
kraaltjes kraaltjes: kralkəs (Bocholt) kraaltjes [RND] III-3-2
kraamvisite kromme elleboog: krómm`nèll`baog (Bocholt) Geschenken bij geboorte. III-3-2
kraan van de metalen gierton beerkraan: [beer]krān (Bocholt), kraan: krān (Bocholt) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanvogel kroenekraan: kroenekraan (Bocholt), krunekrane (mv.) (Bocholt), (geen fon doc.)  kroenekraan (Bocholt), kronekraan: kroonekrane (Bocholt) kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] III-4-1
krabben dabben: dabə (Bocholt), kretsen: kreͅtsən (Bocholt), schuren: šōrə (Bocholt) krabben [ZND m] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] III-1-2
krabsel overschot: ȳvǝršūt (Bocholt) Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a] II-1
krakende schoen kraakschoen: krākšoon (Bocholt) schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)] III-1-3