19031 |
lastig kind |
nest:
Vervèlend nöst deste bös
nöst (L317p Bocholt)
|
lastig wezen
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
lauten (L317p Bocholt)
|
laten [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
23752 |
laten wijden |
autowijding:
ottowiejing (L317p Bocholt),
gewijd kruisje:
gewiedzj kruuske (L317p Bocholt),
inwijding:
inwiejing (L317p Bocholt),
laten wijden:
loate wieje (L317p Bocholt),
veldswijding:
veldzjwiejing (L317p Bocholt)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bōks (L317p Bocholt)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
34642 |
latwerk |
galg:
galx (L317p Bocholt),
leiers:
lē̜i̯ǝrs (L317p Bocholt),
raam:
rām (L317p Bocholt)
|
Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d]
I-13
|
20869 |
laurier |
lauwelier:
Uis mo diêj wat lauweleer(blajer) inne sop
lauweleer (L317p Bocholt)
|
laurier
III-2-3
|
20102 |
laurierboompje |
lauwelier:
lauweleer (L317p Bocholt)
|
laurier
III-2-1
|
24990 |
lauw |
lauw:
laauw water (L317p Bocholt),
lauw (L317p Bocholt),
lauw water (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
lauw [ZND m] || Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
18356 |
lederen pantoffel |
slof:
sloofə (L317p Bocholt)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22416 |
leefnet |
leefnet:
laefnèt (L317p Bocholt)
|
het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)]
III-3-2
|