e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastig kind nest: Vervèlend nöst deste bös  nöst (Bocholt) lastig wezen III-1-4
laten laten: lauten (Bocholt) laten [ZND 25 (1937)] III-1-2
laten wijden autowijding: ottowiejing (Bocholt), gewijd kruisje: gewiedzj kruuske (Bocholt), inwijding: inwiejing (Bocholt), laten wijden: loate wieje (Bocholt), veldswijding: veldzjwiejing (Bocholt) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
latierboom box (e.): bōks (Bocholt) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
latwerk galg: galx (Bocholt), leiers: lē̜i̯ǝrs (Bocholt), raam: rām (Bocholt) Latwerk dat op de berries van de kruiwagen gelegd werd, ten einde het laadvlak te vergroten. [N 18, 101; JG 1d] I-13
laurier lauwelier: Uis mo diêj wat lauweleer(blajer) inne sop  lauweleer (Bocholt) laurier III-2-3
laurierboompje lauwelier: lauweleer (Bocholt) laurier III-2-1
lauw lauw: laauw water (Bocholt), lauw (Bocholt), lauw water (Bocholt, ... ) lauw [ZND m] || Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
lederen pantoffel slof: sloofə (Bocholt) pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
leefnet leefnet: laefnèt (Bocholt) het net waarin men vissen die met de hengel zijn gevangen levend kan houden [leefnet, kaar] [N 112 (2006)] III-3-2