e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen stiertje: stērkǝ (Bocholt) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk kuiken haantje: hē̜nkǝ (Bocholt) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Bocholt), schaapsbok: sxau̯psbok (Bocholt) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif duiver: doever (Bocholt), hoorn: hū.ərə (Bocholt), mannetje: menneke (Bocholt) Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mannelijke eend haan: haan (Bocholt), hān (Bocholt), wielder: wi.ldǝr (Bocholt), wilǝr (Bocholt), wieler: wieler (Bocholt) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke gans oer: ūr (Bocholt), wielder: wi.ldǝr (Bocholt) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: bok (Bocholt), buk (Bocholt) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu mannetje: mɛnəkə (Bocholt) reu [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kater (Bocholt), kā.tər (Bocholt) kater [Goossens 1b (1960)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
mannenkant mansluikant: mansluujkant (Bocholt) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3