e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beieren bommelen: bommelen (Bocholt) Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)] III-3-3
beitel beitel: bē̜tǝl (Bocholt), bęjtǝl (Bocholt) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
bek muil: mūl (Bocholt), mûl (Bocholt) muil [ZND 01 (1922)] III-4-2
bekakt praten zeiken: zeiken (Bocholt) bekakt praten [N 102 (1998)] III-3-1
bekakte praat /bekakt praten zeiken: zeiken (Bocholt) bekakt praten [N 102 (1998)] III-1-4
bekeuren pakken: pakken (Bocholt, ... ), proces-verbalen: persesverbalen (Bocholt), snorren: snorren (Bocholt) beboeten [ZND 36 (1941)] III-3-1
bekkens dekken: dèkke (Bocholt) het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen] [N 112 (2006)] III-3-2
bekostigen? bekostigen: ps. omgespeld volgens Frings.  bək"stegə (Bocholt), bəkəstegə (Bocholt) Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)] III-3-1
beleg belegsel: bǝlęxsǝl (Bocholt) Stuk stof waarmee sommige delen van een kledingstuk ter versterking belegd worden of het stofdeel dat gebruikt wordt om de rafelkanten van een kledingstuk af te werken op plaatsen als de hals, het armsgat en sluitingen voor en achter. Er worden drie categorieën beleg onderscheiden: beleg op vorm, aangeknipt beleg, dat in wezen een soort beleg op vorm is, en schuingeknipt beleg (Het Beste Naaiboek, pag. 192). Een beleg op vorm bestaat meestal uit verschillende stukken die geknipt worden in de vorm van het deel dat ermee wordt afgewerkt. De afzonderlijke stukken worden aan elkaar genaaid, zodat ze een compleet belegstuk vormen dat langs de rafelkant wordt genaaid. Een aangeknipt beleg is een verlengstuk van het kledingstuk. Een schuin beleg is een smalle bies van schuingeknipte dunne stof die in de vorm kan worden gestreken voor het af te werken deel (Het Beste Naaiboek, pag. 192). [N 59, 114a; N 62, 32; Gi 1.IV, 33; MW] II-7
bellefleur keulemannetje: Ceulemannetje  kulemenneke (Bocholt), schaapskopje: sjoapsköpke (Bocholt) appel, soort I-7