25545 |
mengmachine voor deeg |
kneedmachine:
knē̜jmǝšin (L317p Bocholt)
|
Door deze machine enkele minuten te laten draaien mengt men de verschillende soorten bloem. [N 29, 103]
II-1
|
33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kruis:
krys (L317p Bocholt)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20470 |
menstruatie |
regels:
reegels (L317p Bocholt)
|
menstruatie [verandering, reegels] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
melder:
mēldər (L317p Bocholt),
merel:
mèler (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
mèrel (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
zwarte merel:
zwartemèrel (L317p Bocholt),
ai van fr. lait
zwarte mailer (L317p Bocholt)
|
gewone merel || merel [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merk (L317p Bocholt),
meͅrəch (L317p Bocholt)
|
het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [ZND m]
III-1-1
|
28775 |
merinos |
merinos:
merinos (L317p Bocholt)
|
Licht gekeperde stof uit de kamwol van merinosschapen vervaardigd. [N 59, 201; N 62, 75a; N 62, 75b]
II-7
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜.r (L317p Bocholt),
mē̜r (L317p Bocholt),
merrie:
mē̜ri (L317p Bocholt)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
meertje:
mē̜rkǝ (L317p Bocholt),
meerveulen:
mē̜.rvȳǝ.lǝ (L317p Bocholt)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|
19756 |
mes |
mes:
meͅs (L317p Bocholt)
|
mes [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33315 |
mes van de sikkel |
mes:
mɛs (L317p Bocholt),
zekel:
[zekel] (L317p Bocholt)
|
Halvemaanvormig ijzeren gedeelte; met de scherpe holle kant werd het gras gemaaid. Vaak is de naam van het werkend deel van een gereedschap dezelfde als die van het gereedschap als geheel; zie bij blad van de zeis, de knuppel van de dorsvlegel, enz. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) sikkel zie het lemma Sikkel. In de drie plaatsen waar het type sikkel hier is gedocumenteerd, is voor het gereedschap als geheel een ander lexeem, i.c. kromme, opgegeven. [N 18, 79b]
I-5
|