34069 |
muntige koe |
lege koe:
lē̜i̯x [koe] (L317p Bocholt),
muntige koe:
mønšegǝ [koe] (L317p Bocholt)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
møts (L317p Bocholt),
pots:
pūts(ə) (L317p Bocholt),
potsje:
putske (L317p Bocholt),
*Zonder klep.
putske (L317p Bocholt)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
muttersmijt:
ps. deels omgespeld volgens IPA en Frings.
møtərsmīt* (L317p Bocholt)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
24506 |
muurbloem |
flier:
-
fleer (L317p Bocholt),
flierenbloem:
-
flier(e)bloem (L317p Bocholt),
grifiaat:
grifioat (L317p Bocholt),
kernoffel:
kernòffel (L317p Bocholt)
|
muurbloem || muurbloem (fr. giroflée) || muurbloempje (fr. giroflée)
III-4-3
|
23492 |
muurkapelletje |
kastje:
keske (L317p Bocholt)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
30205 |
muurplaat |
muurplaai:
mōrplāj (L317p Bocholt)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30178 |
muurstijlen |
stijlen:
stīlǝ (L317p Bocholt)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
m`zie:k (L317p Bocholt)
|
Muziek.
III-3-2
|
22670 |
muziekinstrument |
instrument:
instr`ment (L317p Bocholt),
muziekje:
m`ziekske (L317p Bocholt)
|
een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
muuz`kant (L317p Bocholt)
|
iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)]
III-3-2
|