17615 |
oorlel |
lel:
leͅl (L317p Bocholt),
oorlel:
oeërlel (L317p Bocholt),
oorschelp:
oeërsjäölp (L317p Bocholt)
|
oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)] || Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
ein paar oerbellen (L317p Bocholt),
Spelling: <`> = sjwa.
oe:rbel (L317p Bocholt)
|
een paar oorringen [ZND 40 (1942)] || Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
oorveeg:
oerveig (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
oervieg (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
19409 |
oorvormig handvat |
oortje:
iêrke (L317p Bocholt),
De moos det porseleine zjetsje möt het iêrke vastpakke
iêrke (L317p Bocholt)
|
een handvat || een handvatje
III-2-1
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
uurwörm (L317p Bocholt),
fon. var. van "oorworm"niet overgenomen
oorworm (L317p Bocholt)
|
oorworm [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
24868 |
oot |
evie:
-
evie (L317p Bocholt)
|
oot [wilde haver] [ZND 49 (1958)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
evie:
īǝvǝ (L317p Bocholt)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
wei goun beivert (L317p Bocholt),
op bedevaart gaan:
op beivert gaon (L317p Bocholt)
|
Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)] || We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
25564 |
op de juiste temperatuur |
heet genoeg zijn:
hē̜t gǝnox zēn (L317p Bocholt)
|
Gezegd van gerezen deeg. Het vocht in het deeg is de warmtebron. Door het vocht te verwarmen brengt men het deeg op de juiste temperatuur. De goede temperatuur is van groot belang voor de kwaliteit van het produkt. Te warme degen zullen droog brood geven, dat spoedig kruimelig wordt, terwijl te koude degen een brood opleveren dat klein van stuk en wreed van scheuring is (Schoep blz. 95). Volgens de informanten van K 359, L 270, en Q 121e was eertijds het bepalen van de juiste temperatuur een kwestie van aanvoelen of voelen met de handen. De goede temperatuur zou volgens de informant van L 269a zijn ¬± 28¬∞C. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28b; monogr.]
II-1
|
21692 |
op de markt verkopen |
de markten afgaan:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "u"(omgespeld: u) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "u"omgespeld.
də meͅrtə afgu~n (L317p Bocholt)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|