23800 |
paaszaterdag |
goede zaterdag:
gooije zaoterdig (L317p Bocholt)
|
Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33320 |
pacht, vruchtgebruik |
huur:
hø̄r (L317p Bocholt)
|
Onder pacht worden drie samenhangende betekenissen verstaan: 1. hetgeen de pachter betaalt: "de pacht betalen"; 2. het vruchtgebruik van de grond: "grond in pacht hebben"; 3. het contract: "de boer heeft nog twee jaar pacht". Tocht hangt, evenals de nevenvorm tucht, oorspronkelijk samen met trekken in de betekenis "telen"; leeftocht is dan "tocht ("vruchtgebruik, pachtcontract") voor het leven". Aan tuis, vergelijk Mnl. tuuscen "dobbelen; bedriegen; ruilen", correspondeert Du. tauschen. Belading en belader corresponderen met belasting. Het feest van Sint Remeis of Sint Remigius, wiens naamdag naar de Romeinse kalender op 1 oktober valt, wordt wel de "huurdag der boerenknechten en meiden" genoemd (naar Jongeneel, 54). Bij boermeste: pachtvergoeding in natura; in plaats van een pachtsom te betalen, mocht de boer het onderhavige land voor één jaar gebruiken, mits hij voor eigen rekening het land een goede organische bemesting gaf. [L 14, 6; L 32, 101; Wi 18; monogr.]
I-6
|
21689 |
pacht? |
huur:
ps. omgespeld volgens Frings.
h"r (L317p Bocholt),
pacht:
ps. omgespeld volgens Frings.
paxt (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
paxt (L317p Bocholt)
|
pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21690 |
pachten |
huren:
ps. omgespeld volgens Frings.
h"rə (L317p Bocholt),
pachten:
ps. omgespeld volgens Frings.
paxtə (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
paxtə (L317p Bocholt)
|
pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33037 |
pad aanmaaien |
(het is) aangemaaid:
āngǝmɛi̯t (L317p Bocholt)
|
Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b]
I-4
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
padəsto̝.əl (L317p Bocholt),
eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040
paddestoel (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
paddestoel [RND], [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgeblazen (dik):
oͅpgəbluəzə (L317p Bocholt)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
paillette:
pajɛt (L317p Bocholt),
paillette (fr.):
Platte, ronde kraaltjes.
pajjet (L317p Bocholt),
Spelling: <`> = sjwa.
pajèt (L317p Bocholt)
|
Kent U de volgende benamingen van versieringen, hoe spreekt U ze uit, wat wordt ermee bedoeld: paillette? [N 62 (1973)] || Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)] || Versiering voor kledingstukken. Glinsterend schijfje met in het midden een gaatje. [N 62, 60b]
II-7, III-1-3
|
31671 |
pakking |
kalfaterwerk:
kalfātǝrwe̜rak (L317p Bocholt),
rap:
rap (L317p Bocholt)
|
In dit lemma zijn de materialen waarmee een buisverbinding vloeistof- of gasdicht kan worden gemaakt, bijeengeplaatst. Hennep is een eenjarige plant waarvan de vezels werden gebruikt om er dichtingsmateriaal voor leidingen van onder meer gas en water van te vervaardigen; in gevlochten vorm wordt het in fittingen van buizen aangebracht. Het woordtype strikkoord (Q 117, Q 118, Q 121c) is een benaming voor geteerde hennep. Dit materiaal wordt als afdichting in fittingen aangebracht; het wordt op zijn plaats gehouden door een ingegoten ring van lood. In plaats van het ingieten van een loden ring kan ook met geteerd strikkoord en zgn. ɛkoud loodɛ een verbinding worden gemaakt. Dit laatste bestaat uit looddraad of bandlood dat in bossen in de handel verkrijgbaar is. Nadat de buisverbinding met strikkoord is opgevuld, worden er met behulp van de strikbeitel een aantal ringen looddraad achter gedreven totdat de verbinding geheel gevuld is (Tabak, pag. 317-318). Blijwol (Q 121c) en striklood (Q 117, 118) zijn benamingen voor dit ɛkoude loodɛ. Zie ook de lemmata ɛstrikbeitelɛ en ɛzetbeitelɛ. Kit (Q 117, Q 118, Q 121c) heeft dezelfde functie als lood. Volgens Zwiers I, pag. 187 wordt het onder meer onder de merknamen Fair en Hessoriet in de handel gebracht. Zie ook afb. 259. In Leuvense lijst 43, 3 werd gevraagd naar: "de afval van vlas of hennep, die gebruikt wordt om gaten te stoppen, om gasbuizen goed dicht temaken..." Uit dit materiaal zijn alleen die opgaven opgenomen, die specifiek verwezen naar materiaal voor het dichten van buisverbindingen.' [N 64, 123a-f; L 43, 3]
II-11
|
24489 |
palmboompje |
palm:
paum (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
paume (L317p Bocholt),
palmboompje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbumke (L317p Bocholt),
palmbuistje:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
palmbøsteke (L317p Bocholt),
palmenbos:
verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041
paumebosch (L317p Bocholt),
palmpje:
peͅjmkə (L317p Bocholt)
|
palm || palmboompje [ZND 15 (1930)] || palmboompje (buxus) [ZND m], [ZND m]
III-4-3
|