id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21774 | plat praten | plat kallen: plat kalle (Bocholt), plat kappe (Bocholt), plat praten: plat praoten (Bocholt) | plat praten [N 102 (1998)] III-3-1 |
34573 | plateauwagen | wagen: wāgǝ (Bocholt), wāgǝn (Bocholt) | Een vierwielige wagen, vaak al met wielen met luchtbanden, die voor het vervoer van melkbussen, biervaten, land- en tuinbouwproducten enz. gebruikt werd. De bak van deze wagen hangt laag boven de grond en heeft een groot bodemoppervlak. Vaak zijn er geen voor-, achter- en zijkanten. De wagen kan door paarden of ook door een tractor getrokken worden. [N 17, 43a; N G, 51 + 69; monogr.] I-13 |
34085 | platen | platen: plātǝ (Bocholt) | De zijvlakken van het kruis. [N 3A, 111b] I-11 |
33032 | platliggen van graan | ligt heel: lęxt hiǝl (Bocholt) | Wanneer de halmen door wind en regen platgeslagen zijn en tegen de grond liggen, is dat lastig werken voor de zichter. Hier staan steeds de persoonsvormen van het werkwoord genoemd, waarbij als onderwerp moet gedacht worden: "het koren"; achter in het lemma staan enkele zelfstandige naamwoorden: "platgelegerd graan". Heel in de uitdrukking ''(het koren) ligt heel'' staat voor ''helemaal''. [N 15, 13; monogr.] I-4 |
29080 | platstuk | platstuk: platstøk (Bocholt) | Beide schouderstukken van een kiel, hemd of colbert die achter aan elkaar genaaid zijn; een schouderpas dus, bestaande uit twee stukken. [N 59, 91; N 62, 33; N 59, 87] II-7 |
19417 | plattebuiskachel | leuvense stoof: liêvese stoaf (Bocholt), ouderwetse stoof: oͅu̯ərweͅtsə stoͅu̯f (Bocholt), stoofje: verkleinwoord van stoaf Gèè mootsj het stèèfke ins wat oproakele stèèfke (Bocholt) | een kleine plattebuiskachel || een plattebuiskachel || lange kookkachel, met langwerpige platte buis en zichtbaren pot [ZND 23 (1937)] III-2-1 |
23528 | plechtig | feestelijk: fiestelik (Bocholt) | Plechtig, feestelijk [faierlich?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
24009 | plechtige communie | plechtige communie (<lat.): plechtige kommunie (Bocholt) | De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)] III-3-3 |
24051 | plechtige huwelijksmis | trouwmis: trouwmes (Bocholt) | Een plechtige bruidsmis [hoeëchfierlieje broedsmaes]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
25179 | plensbui, zware bui | schoon, een: n schoon. ən šoͅ(ə)n (Bocholt), slagregen: slagreͅiŋəl (Bocholt) | zware plensbui [zeng, schoer, sjoel, goersj] [N 22 (1963)] III-4-4 |