e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slordig mankementig: Det hauwe ze mè erg magkementig ineingekalfaterd  magkementig (Bocholt) klungelig III-1-4
slordig, slecht naaiwerk knoeiwerk: knūjwɛrk (Bocholt) [N 62, 25] II-7
slot slot: sluǝt (Bocholt) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluier voile (fr.): val(kə) (Bocholt) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar stijf haar: stiv hōͅr (Bocholt) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren knotsen: knotsə (Bocholt) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen bespieden: b’speeje (Bocholt), kruipen: kroeëpe (Bocholt) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)] III-1-2
sluiting aan de ovendeur schoude: šǭw (Bocholt) Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b] II-1
sluitklep klep: klep (Bocholt) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitspeld spang: spang (Bocholt), toespeld: toespel (Bocholt) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 115 (2003)] III-2-2