id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18134 | snijwonde | krap: krab (Bocholt), krets: krets (Bocholt), sleuf: WNT: sleuf (I), 1) Smalle, gewoonlijk tamelijk lange groef of uitholling, gleuf. sleuf (Bocholt), snee: snaej (Bocholt), snēj (Bocholt) | snede (insnijding) in de vinger [ZND m] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (snee, krab, krets, vats, sleuf, kreeuw, vil, slip). [N 107 (2001)] III-1-2 |
19040 | snikken | makken: makə (Bocholt) | snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4 |
20798 | snoep | spek: spek (Bocholt) | enigszins sponsachtig en op doorregen spek gelijkend snoepgoed III-2-3 |
20887 | snoeper | leknaas: leknaas (Bocholt), leknut: leknût (Bocholt) | snoeper III-2-3 |
20549 | snoepgoed | slok: Ze kochte zich ein grute tût slòk slòk (Bocholt) | snoep III-2-3 |
20550 | snoepje | babbeltje: Oppe merret kocht ze zich e ti-jt-sje babbelsjes babbelsje (Bocholt), muilentrekker: Mûletrèkkers zeen waal ins hartelik en uich zeen ze good tiêge kalkaanslag op èè gebeet mûletrèkker (Bocholt) | meestal bolvormig suikeren of zuur snoepje || soort zure snoepjes III-2-3 |
33996 | snoer | snoer: snōr (Bocholt) | Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10 |
22472 | snorrepijp | snor: snór (Bocholt) | het zelfgemaakte speelgoed bestaande uit een stukje karton of een dun plankje dat de kinderen snel ronddraaien en dat een snorrend geluid kan maken [snorrebot, hor, snorrepijp] [N 112 (2006)] III-3-2 |
34510 | snot | snot: snǫt (Bocholt) | Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12 |
18025 | snottebel | snotterbel: snu(ə)tərbeͅl (Bocholt) | neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)] III-1-2 |