| 34525 |
tasten |
visiteren:
vizǝtē̜rǝ (L317p Bocholt)
|
Met de hand voelen of de kip op het punt staat te gaan leggen. [N 19, 52; monogr.]
I-12
|
| 23649 |
te communie gaan |
te communie (<lat.) gaan:
te kommunie goen (L317p Bocholt)
|
Tot de communie gaan, ter communie gaan, te communie gaan, communiceren onder de mis [kómmeletseere?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23932 |
te communie gaan op hoge feestdagen |
tot onze heer gaan:
tot aus hier goen (L317p Bocholt)
|
op hoge feestdagen te communie gaan (ter hoogtij(d) gaan). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
| 18241 |
te groot zijn |
slodderen:
Spelling: <`> = sjwa.
slód`re (L317p Bocholt),
te wijd zijn:
is te wieijd (L317p Bocholt)
|
Hoe zegt U: het kledingstuk zit te ruim? [N 62 (1973)] || Niet passen, gezegd van kleding-stukken [pronsen, bolderen, flodderen, slodderen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
| 18247 |
te klein zijn |
trekken:
trekt (L317p Bocholt)
|
Hoe zegt U: het kledingstuk is te eng (trekt?) [N 62 (1973)]
III-1-3
|
| 25561 |
te lang gerezen deeg |
rot(te) deeg:
rǫtǝ dē̜x (L317p Bocholt)
|
Bij veel antwoorden wordt het zelfstandig naamwoord "deeg" o.i.d. niet gegeven. [N 29, 26b; monogr.]
II-1
|
| 34633 |
te licht in de rug |
te licht in de rug:
tǝ lext en dǝ røx (L317p Bocholt)
|
Als men teveel achteraan in de kar laadt, kan het paard de kar moeilijker trekken, omdat door het gewicht van de lading de bruikriem omhoogdrukt. Hierdoor kan de kar de neiging hebben om te wippen (zie ook voor het lemma de kar wipt. [N 17, 96 + 99]
I-13
|
| 25566 |
te nat |
niet gaar:
nēt gār (L317p Bocholt),
schrale deeg:
šrǭlǝ dē̜x (L317p Bocholt)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
| 29095 |
te wijd |
te wijd:
tǝ wī-jt (L317p Bocholt)
|
Te ruim, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130a; N 62, 26c; MW]
II-7
|
| 17715 |
teelballen |
kloten:
klōēte (L317p Bocholt)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|