33793 |
teelballen, testes |
bollen:
bɛl (L317p Bocholt),
kloten:
kluǝtǝ (L317p Bocholt)
|
[JG 1b; N 8, 36, 37a, 37b, 37c en 38]
I-9
|
33791 |
teellid |
lummel:
lømǝl (L317p Bocholt),
schacht:
šaxt (L317p Bocholt)
|
Penis of roede. [JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a en 37b]
I-9
|
33794 |
teelzak |
buidel:
bȳ.gǝl (L317p Bocholt),
zak:
zak (L317p Bocholt)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 36, 37a, 37b en 38]
I-9
|
17680 |
teen |
teen:
ti(ə)n (L317p Bocholt)
|
teen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
33835 |
teentreder |
teentreder:
tiǝntrɛ̄i̯ǝr (L317p Bocholt)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
22429 |
tegen de bal schoppen |
sjotten:
sjotte (L317p Bocholt),
wegschoppen:
wegsjoppen (L317p Bocholt)
|
Hoe heet iets met een voetbeweging verwijderen in het voetbalspel om de bal in een richting te jagen: de bal ... [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
24004 |
ten doop houden |
ten doop houden:
ten duip hauwe (L317p Bocholt)
|
Het ten doop houden, het vasthouden van het kind tijdens de doop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten offer goen (L317p Bocholt)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24055 |
ten volle bediend zijn |
volle rechten gekregen hebben:
volle rechte kriege (L317p Bocholt)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
deem:
diǝm (L317p Bocholt),
dēm (L317p Bocholt)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9
|