e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe reiger, reiger reiger: reiger (Bocholt) reiger [ZND 41 (1943)] III-4-1
blazen blazen: blū(ə)zə (Bocholt) blazen [N 10b (1961)] III-1-1
bleek bleek: hei is zoe blijk (Bocholt) hij is zo bleek [ZND 21 (1936)] III-1-2
bles bles: bløs (Bocholt) Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b] I-11
blij blij: blij (Bocholt), ze woare zuu bli-j es körmesvugels bli-jer (comaratief), bli-jdste (superlatief)  bli-j (Bocholt) blij [ZND 01 (1922)] || opgewekt III-1-4
blijven wachten blijven: blieven (Bocholt) blijven [ZND 25 (1937)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜rstan (Bocholt), tanden: tan (Bocholt) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksəm (Bocholt), də bleksəm (Bocholt), weerlicht: weerleegt (?).  wēͅrlixt (Bocholt) bliksem [ZND 01 (1922)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemen bliksemen: het bliksemt (Bocholt, ... ), ət bleksəmt (Bocholt, ... ), weerlichten: ət weͅirlextx (Bocholt), t weerleegt.  ət wēͅrléxt (Bocholt) bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)] III-4-4
blikslager blikslager: bli.kslē̜gǝr (Bocholt), blikslāgǝr (Bocholt) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11