20646 |
varkensvet |
smout:
smaut (L317p Bocholt),
vet:
veͅt (L317p Bocholt)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || reuzelvet
III-2-3
|
33396 |
varkenswei |
uitloop:
utlø̜i̯p (L317p Bocholt)
|
De met een houten schutting of prikkeldraad omheinde ruimte in de open lucht waar de varkens lopen. Vaak wordt de boomgaard als varkenswei gebruikt. [N 5A, 61a; N 76, 41a; A 10, 9e]
I-6
|
18427 |
vaste boord |
boord:
boerd (L317p Bocholt),
kraag:
kraag (L317p Bocholt)
|
Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
misgezangen:
mesgezange (L317p Bocholt)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kȳtǝlǝ (L317p Bocholt),
kȳǝ.tǝlǝ (L317p Bocholt),
kø̄tǝlǝn (L317p Bocholt),
schaapskeutelen:
šoǝpskytǝlǝn (L317p Bocholt),
stront:
stro.nt (L317p Bocholt)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (L317p Bocholt)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (L317p Bocholt)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
fastəloͅ.vənt (L317p Bocholt),
vast`laov`ndj (L317p Bocholt),
vastelauvend (L317p Bocholt),
vastenavond:
vastenaoved (L317p Bocholt),
vastenōͅvent (L317p Bocholt)
|
De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] || t Is Vastenavond. [ZND 08 (1925)] || vastenavond [RND] || Vastenavond.
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vastendaag (L317p Bocholt)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23783 |
vastenpreek |
vastensermoen (<fr.):
vastesermoen (L317p Bocholt)
|
De vastenpreek tijdens het lof op de zondagen van de vasten. [N 96C (1989)]
III-3-3
|