34657 |
vering |
bladvering:
blāt˲vęi̯reŋ (L317p Bocholt)
|
Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr]
I-13
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
v`rjaordaag (L317p Bocholt),
vər`joͅ:r`da.ch (L317p Bocholt),
vər`jø:r`da.ch (L317p Bocholt)
|
Hij was gisteren jarig, maar ik ... zn hele verjaardag vergeten. [DC 45 (1970)] || Verjaardag.
III-3-2
|
21672 |
verjaren |
verjaren:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərjoͅ(ə)rə (L317p Bocholt)
|
Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vri-je (L317p Bocholt),
vrieje (L317p Bocholt)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)] || vrijen
III-2-2
|
18002 |
verkleumd |
stijf:
stif van də kau (L317p Bocholt)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝrsni-jǝ (L317p Bocholt)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ix bin vərkautš (L317p Bocholt),
snotteren:
snuǝtǝrǝ (L317p Bocholt),
verkoud:
ik bin verkaudj (L317p Bocholt),
vǝrkau̯t (L317p Bocholt),
verkouds:
ich bin verkauch (L317p Bocholt),
ich bin verkaudsj (L317p Bocholt)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ix heb nə kauw gepakt (L317p Bocholt),
kou:
de zuls eine kauw pakken (L317p Bocholt),
dich zulst kauw pakken (L317p Bocholt),
dig zuls eine kauw pakken (L317p Bocholt),
ig heb eine kouw op de borst (L317p Bocholt),
valling:
Lichte verkoudheid.
valing (L317p Bocholt),
verkoudsheid:
Zware verkoudheid.
vəkautšhɛ.it (L317p Bocholt)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid? [Lk 05 (1955)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
tuisen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tušə (L317p Bocholt),
vertuitelen:
ps. omgespeld volgens Frings. Het tekentje vóór "g\\l\\"heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag".
vərtyʔgələ (L317p Bocholt)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afzetten:
ps. omgespeld volgens Frings.
afsətə (L317p Bocholt),
āfzeͅ(ə)tə (L317p Bocholt)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|