e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bok staan bij haasje-over bok staan: Een kind staat gebogen, t ander springt op hem.  bókstoeën (Bocholt) Kinderspel. III-3-2
bok van het rijtuig schei: šęi̯ǝ (Bocholt) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bukkem (Bocholt), Eine gereikde bèkkem is waal ins hartelik  bèkkem (Bocholt) bokharing || bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bolhoed: algemeen bolhoed: boͅlhōt (Bocholt) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen zwabberwangen: zwabərwaŋə (Bocholt) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bolrijs bolrijstijd: bǫlrīstīt (Bocholt) De rijsperiode na het opbollen. Bij de rijs op de bol moet men de bollen beschermen tegen afkoeling en tocht om te verhinderen dat de buitenkant der bollen uitdroogt (Schoep blz. 100). [N 29, 35c; N 29, 35a] II-1
bolster van de okkernoot bolster: bolster (Bocholt) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bonnet bonnet (<oudfr.): benet (Bocholt) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: eine pèls (Bocholt), pels (Bocholt) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bond ɛm blāw gəhutsj (Bocholt), bont en blauw gehoudsj (Bocholt) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2